Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [76]Gij hebt zijn schoonheid doen ophouden; en Gij hebt zijn troon ter aarde nedergestoten. 76. Hebr. Gij hebt doen ophouden van zijne reinigheid. 77. Te weten, des konings; en versta hier door de schoonheid de heerlijkheid en glorie des koningkrijks, welke de vijanden van Gods kerk hadden te schande gemaakt. 78. Dat is, zijn koninkrijk.